Onze K-ambassadeurs zijn onze helden! Enthousiast nemen ze de bezoekers op sleeptouw met hun verhalen. Tijdens de werken ontvangen we geen publiek, en kunnen ze even niet gidsen, maar ze kunnen het niet laten. Ze stellen heel graag hun favoriete museumobject aan ons voor. Vandaag geven we het woord aan Luc Tavernier:

Luc Tavernier

"Wanneer ik het vissershuisje binnenkom en mij naar het keukentje begeef word ik gefascineerd door het oude keukengerei dat die mensen gebruikten. Ook met dit eenvoudig keukenmateriaal werden lekkere hapjes bereid. Alles was toen nog handenarbeid, vergeleken, met vandaag de dag, alles mechanisch verloopt. Een Belgische keuken, met veel specialiteiten zal het wel niet geweest zijn. Groenten kwamen uit de tuin en zeer seizoensgebonden; vlees van het varken of soms van de geit en vis uiteraard, wat zij vangen in de zee.

Wat mij nog het meeste interesseert is het ‘lukken ijzer’ dat aan de schouwmantel hangt. Veel mensen van buiten de Westhoek kennen het niet; de naam ‘lukke’ klinkt als een bom in hun oren. Nochtans bakte ieder gezin uit de Westhoek (Bachten de Kupe) dit heerlijk, krokant boterwafeltje en dat in de Kerst- en Nieuwjaars periode. De ingrediënten bestonden uit echte, pure, boerenboter, Tiense suiker (destijds uit Veurne), verse scharreleieren (van eigen kweek) en witte tarwebloem. Al de ingrediënten werden samen in een grote kom gebracht en gekneed (met de handen)  tot een grote klomp. Wanneer alles goed gekneed was, zette men de kom met het deeg , met daarboven op vochtige handdoek en men liet het deeg een nachtje rusten op een koele plaats. Moeder moest het deeg op een verborgen plaats leggen, want de guitige kinderen  waren beduveld om van dit deeg te proeven , want dit smaakte overheerlijk. Wanneer er een deel van het deeg weg was, was dit altijd van de muizen!

Na een nachtje rust werd het deeg, ceremonieel binnen gehaald en op de keukentafel gelegd. Het deeg was volledig opgesteven. Van het deeg werd een  klein stukje afgesneden en men rolde het in een bolletje (voor een ronde vorm) of in een pille (geen medicatie, maar een rolletje deeg; voor een ovale vorm). Als de tweede fase in de verwerking van het deeg voorbij was; zorgde vader voor een goed vuur in de Leuvense kachel. Wanneer de kachel goed aan het branden was en de vuurpot goed rood stond verving met het deksel van de Leuvens kachel door een gietijzeren ring. In de ring waren  er twee gleuven om het lukken ijzer in te leggen. Alvorens het lukken ijzer op de kachel te leggen werd uiteraard het ijzer geopend en het bolletjes of de pil er tussen gestoken en plat gedrukt; het ijzer werd boven het vuur gebracht en men begon het ijzer heel voorzichtig te draaien. Het was een kunst om die lukken heel mooi bruin te krijgen. Het eerste baksel was altijd een mislukking. De kinderen waren er dan als de kippen bij om die te proeven. Zo werden er soms tweehonderd lukken gebakken op één dag. Dat was afhankelijk van het aantal kinderen men had.

Voor Peter of Meter werden er met Nieuwjaar geen dure geschenken gekocht, maar de kinderen gingen op nieuwjaarsbezoek met een dozijn lukken. Als tegengeste van peter of meter kregen de kinderen uit arme gezinnen een ‘prentje’ (een zantje); wat meer behoede peters en meters grepen in hun geldbeugel om een centje.

Waarom men het krokante, wafeltje een lukke noemt? Misschien kun je het al raden? Lukken werden gegeven met nieuwjaar : de dooppeter en doopmeter kregen dat koekje als teken van geLUK . Daarmee wensten de kinderen hun peter en meter een geLUKKig nieuwjaar! Trouwens in het West-Vlaams gebruiken we ook :” wu goa goan LUKKEN “ vertaald betekent dit we gaan Nieuwjaren.

Mijnheer Jules Destrooper, een bakker uit Lo, ook gekend van het broze amandelbrood, heeft van deze koek een internationaal streekprodukt gemaakt door met deze ‘Lukken’ een eerste prijs te winnen op een nationale tentoonstelling in 1923. Iedereen kent wel de blauw en witte doos met de koekjes getekend J D, men noemt ze boterwafeltjes."